De kempenaar Corma en haar bewoners

Dit verhaal is nog niet klaar. Gaarne aanvullingen

1. Het begin (de eerste wereldoorlog).

De Corma is een kempenaar. Een Kempenaar is een type sleepschip voor de binnenvaart dat speciaal gebouwd is voor de vaart door de kanalen in de Belgische en Nederlandse Kempen. De maat van de Kempenaar, ca 50 meter lang en 6,60 breed, met ca. 600 ton laadvermogen (de “Corma” was 517 ton), werd bepaald door de afmetingen van de sluizen in het vaargebied. Na ca. 1920 zijn de sluizen vergroot, dus toen konden schepen ook groter gebouwd worden.
De Corma had nog een groot liggend stuurrad in een open stuurhut, met een verschuifbaar wandschild als bescherming tegen de regen en wind, zoals te zien is op deze foto uit ca. 1925

Liggend stuur

Het schip werd gebouwd in 1916 / 1917 op de werf van H. Boot & zonen in Vrijenban, dat in 1921 deel van Delft werd.

 

De Werf Boot.

Hendrik Boot was een telg uit een familie die al in meerdere werven heeft opgericht.
Naam Boot is afgeleid van mand of ton met turf: bod, budde, botte. deze naam is in de 17e eeuw aangenomen.
Jacobus Pot Boot is de grondlegger van de werf in Woubrugge. Hij had 5 zonen. Zoon Wouter (geb. 1820) nam in 1847 de werf van zijn vader te Woubruge over.
Zoon Philippus (geb. 1824) begon in 1851 een werf in Alphen aan de Rijn. Zonen 4 en 5 begonnen in Leiderdorp in 1877 een werf, die later in 1903 naar Leiden werd verplaatst.
De oudste zoon Hendrik (geb. 1818) verhuisde in 1850 naar Abtsregt bij Delft. Hij kocht in 1856 langs de Rotterdamscheweg in Vrijenban een lapje grond aan de Schie, om schuiten op te knappen.Oude werf 1675

Niet de eerste werf hier, getuige deze tekening van een werf in Overschie 1675. Hij werd opgevolgd door zijn zoons Jacobus (geb. 1852) en Cornelis (1857).
In 1900 ging Cornelis alleen verder. In 1916 kwamen diens zonen Willem (geb 1890) en Hendrik (geb 1893) in de firma en ze namen in 1921 de leiding over.
Tijdens de bouw van de Corma was Cornelis dus de baas/eigenaar.Rond 1920 werkten er wel 80 man, die 12 schepen per jaar bouwden. Zoon Cornelis zou de werf overnemen maar verongelukte in 1949. Toen werd broer Theo hiervoor gevraagd.
Theo stapte in 1950 in de zaak van zijn vader en ooms, en werd in 1961 alleen de baas. Hij heeft het bedrijf op 1 januari 1988 verkocht aan H.F. Bocxe. Ook een oud wervengeslacht (eerste werf in 1821 in Aarlanderveen). De werf bestaat nog steeds als Scheepswerf Bocxe, Rotterdamseweg 466 te Delft. Zie de luchtfoto.

scheepswerf Bocxe

 

Opdrachtgever voor de bouw van de Corma was Johannes Cornelis (Jan) van Hassel. Jan is geboren op 9 januari 1890 en groeide op in het gezin van zijn vader Cornelis Hubertus (Kees, geboren 1859) en zijn moeder Maria Visser (geboren 1863). De familie van Hassel behoort tot een schippersgeslacht, dat al voor 1600 bestond uit (hooi)schippers in Waspik.

Cornelis (hieronder met zijn gezin) voer op de Maasstroom 21, 25 en 31. Jan was de tweede zoon, na Hubertus Johannes Cornelis (geboren 1888), en er zouden er nog drie volgen.

Maasstroom schepen

De Maasstroom-schepen waren eigendom van de Nederlandse Ballast Maatschappy, gevestigd aan de Boompjes te Rotterdam.

Uit de scheepsberichten blijkt b.v. de Maasstroom 25 in 1894 en 1895 Lobith te passeren naar Duitsland, met van Hassel als schipper. In 1898 is dat de Maasstroom 31 geworden, en in 1905 en 1906 de Maasstroom 21, en in 1907 weer de Maasstroom 31.

Gezin Cornelis van Hassel

Jan heeft op kostschool in Duisburg gezeten, en ook op school bij zijn grootouders van moeders zijde in Hoeven. Zijn ouders hadden een huis in de Joubertstraat (tegenover de schippersschool waar later zijn kleinzoon Peter op zou gaan).

Hij leerde het schippersvak aan boord in de harde praktijk, want hij moest al op 14 jarige leeftijd de zaken aan boord aan de gang houden vanwege reuma van zijn vader Cornelis.

In 1914 werd Nederland gemobiliseerd, en ook hij kwam weer onder de wapenen als Hospitaalsoldaat bij het Rode Kruis, en heeft o.a. aan de grens gelegen voor de opvang van Belgische vluchtelingen.

In de periode dat rondom Nederland de eerste wereldoorlog woedde, trouwde hij op 24 mei 1916 met Christina Maria Joosten (geboren te Rotterdam op 08-02-1882). Ook zij kwam uit een familie die al ten minste 5 generaties in het schippersvak zat.

trouwfotoIn datzelfde jaar gaf hij opdracht om, met geleend geld (van Herwaarden verzekeringen, Gongrijp financieringen, Versmissen), een schip te bouwen in Delft, de Corma, afkorting van Cornelis Maria, waarschijnlijk gerelateerd aan zijn vader en moeder.

Dat Jan voor eigen rekening een schip liet bouwen in deze periode zal hem later nog wel zorgen hebben opgeleverd.

 

 

 

 

 

Bestek

De Corma werd in januari 1917 opgeleverd met als gebrand nummer 10004 Rott 1917. De kosten waren 18.500 gulden. De eerste hypotheek van 12.000 werd verleend door de Algemene Groninger Scheepshypotheekbank te Groningen. Voor het restant was er een lening van 5.660 gulden afgesloten bij de scheepsbouwmeester Boot zelf, af te lossen met 50 gulden in het eerste jaar en 100 in het tweede, en zo steeds 50 gulden per jaar meer. Zo zou de hypotheek lopen tot 1932.

De eerste vermelding van de Corma in de scheepsberichten in de krant is op 28-07 1917: In Lobith, onderweg naar Gorkum. Andere vermeldingen zijn b.v. op 11-0201918 in Lobith naar Delfzijl (RN), 1919 Hansweert naar Rotterdam, 1922 Lobith naar Duitsland en Tilburg, 1923 passage Delft en Lobith naar Duitsland en Rotterdam, 1924 Duitsland en Rotterdam, 1925 Zwijndrecht, 1926 Hansweert naar Belgie, Lobith naar Rotterdam en Duitsland 1927, 1928 te Hansweert naar Duitsland en Belgie, te Lobith naar Rotterdam en Belgie, 1929 Rotterdam, 1931 Tiel.

Nog tijdens de mobilisatie werd, in 1917 te St. Pieter bij Maastricht, hun eerste zoon geboren: Cornelis Hubertus (Kees). En in 1918 werd hun dochter Cornelia Hendrika (Corrie) geboren in Delfzijl.

Uit de correspondentie met de werf blijkt dat Johannes zijn postadres had aan de St. Pieterskade 6 te Maastricht. Het Telefoonboek 1915 vermeldt: tel nr 681 Leonard van Gils Schipper en Sleepdienst St Pieterskade 6. Maastricht. Nu is op deze plaats een restaurant gevestigd.
Later werdt dit Daams Lobith, nog steeds een bekende naam in de Zand en Grindhandel.

2. De periode tussen de wereldoorlogen.

De periode tussen de wereldoorlogen. Eigenlijk is van deze normale periodes niet zoveel terug te vinden. Er werd gevaren, geld verdiend, soms wat meer, soms wat minder, de kinderen werden groter. Juist van deze gewone periodes is weinig terug te vinden. Uit de scheepsberichten blijkt dat regelmatig de Rijn werd bevaren. Het schip vervoerde in principe van alles, zoals o.a. kolen, erts, boomstammen, suiker, zakken meel, graan, veevoer, zand, grind etc. Er waren binnenlandse reizen maar men ging ook in de beginperiode vaak naar Duitsland de Rijn op.

De hypotheek bij Boot van 5.660 gulden liep nog in 1928.
In 1927 werd het scheepsregister van het Kadaster ingericht. De Corma kreeg het nieuwe nummer 1528 B Rott ingeslagen/gebrand. frans

Op de Corma bij het echtpaar van Hassel werd in 1922 Franciscus Adrianus (Fransje) geboren. Die overleed echter al in 1923 aan een longontsteking.

Daarna werden nog twee zonen geboren, Matheus Huibertus (Thijs) in 1924 (aan boord van de Corma in de Maashaven te Rotterdam) en Hubertus Adrianus (Bart) in 1929 (toen de Corma vastgevroren lag in de Maashaven te Rotterdam). De kinderen zijn grotendeels aan boord opgegroeid, maar moesten natuurlijk wel naar school. Waar izijn Corrie, Kees en Thijs op school gegaan?
Bart ging in Roosendaal naar de lagere school, en ging later bij een garagebedrijf in de leer.

bewoners Corma

Een andere bewoner van de Corma was de schippersknecht Klaas Cortenbach, geboren in 1875 in Ameide. Hij ging in 1893 in dienst van het KNIL als soldaat (fuselier) waar hij de Zilveren medaille, en het Ereteken voor Belangrijke Krijgsbedrijven met de gespen "Atjeh 1873 - 1896" en "Atjeh 1896 - 1900" heeft verdiend. In 1907 ging hij met militair pensioen. Later is hij bij Jan op de Corma gaan varen als schippersknecht. Op vele familiefoto's stond hij er bij (zoals b.v. op deze foto uit ca. 1920. Op 14 juli 1938 is hij op Bronbeek in Arnhem gaan wonen (behalve in de periode tussen maart 1939 en oktober 1943) waar hij op 7 mei 1950 is overleden en aldaar op 10 mei is begraven. Jan en Klaas zijn altijd persoonlijke vrienden gebleven.

sleep waalDe Corma was een sleepschip. Dat moest dus altijd gesleept worden door een sleepboot. Soms alleen, b.v. tegenstrooms op de Rijn, soms met een hele sleep.

Dat levert wel spectaculaire beelden op. Hier b.v. de Corma in een sleep stroomopwaarts op de Waal bij Rossum.

3. De oorlog (tweede wereldoorlog)

Het varen ging bij Jan niet van harte. Als zoon Kees zijn Rijnpatent zou halen, zou hij liever aan de wal gaan om b.v. technisch werk, machinebankwerker o.i.d. te gaan doen. Hij deed aan boord al veel aan electrotechniek, zelf een radio bouwen b.v.

Toen de dreiging vanuit Duitsland toenam is in 1939 een wet aangenomen waarmee schepen werden gevorderd om omgebouwd te worden tot evacuatieschip.

Als onderdeel van het evacuatieplan van de Grebberg is de Corma, net voor het uitbreken van de oorlog, ingericht als evacuatieschip om 400 evacuee's te kunnen vervoeren. Het schip lag 6 weken stil in Wageningen. De Corma heeft toen deel genomen aan de evacuatie van de Grebbeberg . Als lading moest het schip evacuees vervoeren. Omdat de Corma één van de laatste schepen was moet het i.p.v. 400 800 personen vervoeren. Daaronder was een directeur van een sigarenfabriek, die vondt dat hij, gezien zijn functie, geen plaatsje in het ruim moest krijgen, maar in de woning moest verblijven. Daar ging Jan uiteraard niet op in. Het enige alternatief was van boord gaan, maar dat deed de directeur toch maar niet.

De hygienische omstandigheden waren natuurlijk verschrikkelijk.
Het schip werd tijdens de reis ook beschoten. De evacuee's werden in Lekkerkerk afgezet.

Daarna werd weer gewone lading vervoerd. Maar niet voor lang.
In het begin van de 2e wereldoorlog was het schip verhuurd aan Damco.

Operatie Seelöwe.

Al snel nadat de Duitsers Nederland hadden bezet werden er al maatregelen genomen om de aanval op Engeland verder te gaan. Een van die maatregelen betreft operatie Seelöwe. Daarbij werden 600 schepen (bij voorkeur kempenaars) gevorderd. Ze werden omgebouwd, waarbij de kop verwijderd werd en er een doorgang gemaakt werd naar het ruim. Met een op/afrijklep ervoor zouden de schepen als landingsvaartuigen gebruikt worden voor de aanval op Engeland.

Ook de Corma kwam onder deze regeling te vallen en werd op 26-07-1940 door de Duitsers in beslag genomen. Dat betekende dat Jan en zijn gezin het schip binnen een paar dagen moest verlaten. Zij gingen inwonen bij haar zuster Anna Vos, Paul Krugerlaan 7 a . Schip lag bij het Droogdok Rotterdam.
Voor het gebruik van het schip werd een vergoeding gegeven van 3 cts /ton/dag, waarbij de onderhoudskosten voor rekening van de bezetter waren.
De waarde van het schip werd vastgesteld op HFL 18.750

De Corma werd op 25 november 1941 uit het Kadaster uitgeschreven.

De Duitsers “kopten” het schip en gebruikten het als landingsvaartuig.

De “Corma” is in 1943 terug gekregen van de Duitsers met een gewone kop deze was reeds door de Duitsers gerepareerd.

Jan kreg het schip terug indien er voor de Duitsers gevaren zou gaan worden. Opa Jan bleef aan de wal en Kees, Corrie en Thijs gingen met de “Corma” varen. Zo hoefden ze naar de Arbeitsdienst in Duitsland.
Op 5 mei 1943 werd de Corma weer ingeschreven in het Kadaster. Zij voeren veel cement van Amoneburg naar Nederlandse plaatsen.

Na dolle dinsdag 5 september 1944, toen de geruchten gingen dat de oorlog was afgelopen, lag de Corma voor de loswal aan het Wilhelminaknaal in Dongen. Het nabij gelegen vliegveld Gilze-Rijen, waar opslagplaatsen voor V1's waren voorbereid, was verlaten door de Duitsers. Veel Duitse troepen hadden zich in Dongen verzameld, waardoor Dongen voor de geallieerden een doelgebied was geworden.
Binnenvaartschepen waren dat altijd al geweest. Op zondag ochtend 10 september vond rond 10 uur een beschieting plaats door Engelse Typhoons op een aantal schepen, die afgemeerd lagen aan de Loswal. In totaal lagen er 7 schepen, waaronder de Corma en de Quo Vadis. Deze laatste werd het zwaarst getroffen, en schipper Harm Bremer en zijn twee dochtertjes Roelofje en Marigje kwamen om het leven. Ook het op de kade spelende dochtertje Jantine van schipper Prins werd gewond en overleed later.
Door de kogelgaten is de “Corma” gezonken. Volgens de familieverhalen is het zinken versneld, want dan was het beter beschermd tegen verdere beschietingen door de Engelsen.Opa en aanhang zijn toen eerst ongeveer twee weken ondergedoken geweest op een boerderij van de fam. Aertsen in Dongen, hierna naar Roosendaal waar zij al van af het begin van de oorlog een woning hadden en wel in de Vincentiusstraat. Het huis was eigendom van Twan Vriens welke familie was.

Na de bevrijding is er een steiger gemaakt door de Dongenaren zodat er een brandweerwagen bij de “Corma” kon komen die het schip heeft leeg gepompt, eerst werden de kogelgaten gestopt met houten proppen en daarna is er gepompt tot hij ging drijven. Inmiddels was Jan definitief aan de wal gaan wonen.

Zijn zoon Kees heeft eind jaren ’40 met zijn vrouw Corrie Vermeulen, onze ouders, het schip definitief overgenomen.

Opa en oma gingen in Roosendaal wonen en opa vond een hobby in miniatuur bootjes maken. Televisie was er nog niet dus men had toen tijd te over. Menig familielid heeft zo’n creatie van noeste arbeid waar vele uurtjes in zaten nog in huis staan. Ik heb b.v. de sleepboot “Furie” van ongeveer 1 meter in bezit en de “zwarte zee” van 40 cm . in een glazen kastje. Ook kleine roei- of zeilbootjes maakte hij van hout zoals van sigarendoosjes want die rookte hij evenals een pijp. Prachtige bootjes op schaal nagemaakt.

4. Na de oorlog

Na de oorlog zijn Jan en Stiena aan de wal blijven wonen. Ze woonden Theresiastraat 63 in Roosendaal. Daarna zijn ze nog naar de Frans Halslaan gegaan.
Jan kreeg nu de kans om zijn hobbies uit te voeren, evenals zijn interesse in techniek. Hij is nog leermeester geweest voor de jonge vaklieden van de Red Band snoepfabriek.

Hij maakte o.a. ook schaalmodelllen. Die maakt hij vanaf tekening, van restmaterialen. Gouden vingers had die man.

Hij is 89 geworden en in 1979 overleden. Stiena is overleden in 1990 op 98-jarige leeftijd.

Zoon Kees ging met de Corma varen. Hij trouwde in juni 1945 met Cornelia Maria Johanna Vermeulen, ook een dochter uit een schippersgeslacht.

Dochter Corrie bleef aan boord bij Kees tot zijn trouwen. Daarna ging ze bij haar ouders in wonen. Na de opening, van de nieuwe Philips fabriek aan de Zwaanhoefstraat in Roosendaal, eind 1948 door Anton Philips, ging ze daar werken. Corrie is in 2008 overleden.

Philips in Roosendaal.

Mede door de goede contacten die Pastoor Konings van de Heilig Hartkerk had met de familie Philips in Eindhoven, kwam de fabriek naar Roosendaal. In 1947 vestigde Philips zich in de Ludwigstraat in een oud school gebouw. Het bedrijf zocht arbeiders voor de nieuw te bouwen fabriek aan de Zwaanhoefstraat. De eerste spade in de grond werd verricht door Burgemeester Claudius Prinsen in 1947.
Op 29 december 1948 opende Dr. Anton Philips het gloednieuwe fabriekscomplex. Op dat moment waren er al 350 mensen in dienst. Mannen en meisjes (geen vrouwen) werden gezocht om te komen werken. Geboden werden interessant, licht en schoon werk, met goede sociale voorzieningen. Licht en schoon werk dat was de grote trekker. Immers op andere bedrijven kwam men vuil en met vieze kleding thuis aan. Gehuwde vrouwen kregen in die jaren geen werk. Zij werden geacht thuis te blijven om het gezin en huishouden te doen. Dat was overigens in elk bedrijf, winkel of fabriek wel zo.
In 1947 startte men met de productie van TL lampen, in 1950 waren er al 5 miljoen. Vanaf 1981 produceerde Philips spaarlampen. 

Philips was de op een na grootste werkgever in de stad. In 1954 had men ca. 1200 mensen in dienst, waarvan 950 pendelaars. In 1975 1500.
Andere grote bedrijven waren VERO borstelfabriek, KaVeeWee sigaren, Liga koeken, Hudson sigaren, Ned. Spoorwegen, Red Band suikerwerken, Gebr.v.d Brink, Gebr.Min meubelen, Indiana rubber, Van Poll-Suykerbuyk drukwerk, Melkfabriek Het Anker, van Gilse Suiker en kandijfabriek, Biggelaar tabak. 

De Philips fabriek gaat 2015 dicht.

http://www.roosendaal.nl/gemeentearchief/Verhalenbank/

Broer Thijs bleef ook nog een aantal jaren langer op de Corma. In die periode was er met name beurtvaart Amsterdam - Roosendaal.
Toen Thijs in 1950 trouwde ging hij in Roosendaal bij zijn schoonfamilie wonen. Hij werkte nog vele jaren in de haven van Rotterdam en later bij de drukkerij van Unilever.

Broer Bart ging bij de Mariniers, waar hij o.a. uitgezonden werd naar Curacao. In 1951 trad hij in dienst bij Philips. Daarna is hij in garagebedrijven gaan werken.

Kees en Corry kregen 4 kinderen en wel; Johan (1946), Peter (1948), Kees (1950 en Tiny (1951).

Vanwege het schip gingen de kinderen allemaal naar internaten.

Johan, de oudste is geboren op 01-11-1946 in Roosendaal. Hij ging naar de Schippersschool in Oud Gastel. Daarna naar de Mulo Roosendaal. Daarna naar de Mulo in Nijmegen

Johan vertelt:

Ik was niet zo gecharmeerd van het wonen op een schip. Als men mij vroeg wat ik later wilde worden, dan was dat "Man van een huis".
Die drang naar zelf kunnen bepalen wat ik doe zat er dus al vroeg in.
Als we naar opa en oma in Roosendaal gingen, dan was ik altijd ziek tegen de tijd dat we weer naar huis moesten. Door het ronde raampje in de Theresiastraat zag ik wanneer mijn ouders weg waren, en was ik weer beter.

Op de schippersschool in Oud Gastel was ik één van de eerste leerlingen. Ik ben nog even op de school tegenover het internaat op school geweest, maar al snel zat ik op de eigen school van het internaat. Dat was continu onderwijs: drie dagdelen, maar een schooljaar was dan ook maar 8 maanden. Je begon met 8 jaar en was dan toch op 12 jaar klaar. Bovendien waren er stromen a,b, en c. Je kon dus nog sneller of langzamer gaan dan gemiddeld. Best vooruitsrevend.

Het hoofd van de school, Meester Merrienboer, woonde op het terrein. Ik heb met hem nog contact gehad in 2013.

De Mulo ben ik begonnen in Roosendaal, terwijl ik in woonde bij mijn grootouders. Daarna naar Nijmegen, weer een internaat met in interne eigen school. Je kwam alleen maar buiten het hek om in groepsverband te gaan wandelen (b.v. Zevenheuvelenweg Groesbeek).

Rotterdam was beter. 80 jongens, die allemaal op verschillende scholen in de stad zaten. Ik had daar gelukkig een kamer met 4 of 5 man. Ik herinner me nog de zoon van een horlogemaker uit Eindhoven, de zoon van een bakker uit Maastricht. Allemaal omdat ze het thuis te druk hadden.

Voor mij was het een prima lokatie. Ik zat op de HBS aan de Beukelsdijk. Elke dag via de havens terug fietsen. Heb vaak in de bibliotheek van het oude Scheepvaartmuseum gezeten.

Peter is geboren in 1948 te Roosendaal, Hij Hij ging ngingen naar het St. Jozef schippers internaat in Oud-Gastel bij de Broeders

Waarom Kees naar Amsterdam ging en Peter naar Rotterdam is niet bekend.

Kees gingen naar het St. Jozef schippers internaat in Oud-Gastel bij de Broeders

St. Jozef internaat

Het Schippersinternaat St. Jozef is gestart als St. Jozef Gesticht. in 1866 nieuw gebouwd, door het R.K. Armbestuur, als opvang voor arme hulpbehoevende Gastelnaren.
In 1877 uitgebreid met een kapel, in 1926 met een ziekenzaal en in 1938 met een pension en nieuwe kapel.

In 1954 werd het gesticht geliquideerd, en de boedel werd verkocht aan St. Victor-stichting van de Broeders van Scheppers, die er het schippersinternaat vestigden. In de nieuwbouw van 1938 bleef het pension bestaan tot 1974. Na leegstand werd het in 1979 opvangcentrum voor Vietnamese vluchtelingen.

In 1954 werd de neiwue school gebouwd. De school bleef bestaan tot 1979, toen ze wegens gebrek aan leerlingen werd opgeheven, en in 1983 werd het internaat geliquideerd.

In 1985 werd het voormalige internaat verbouwd tot Bibliotheek. Nu is alles gesloopt en staan er woningen voor ouderen.

Kees ging na de lagere school ben ik nog een jaar in Amsterdam Noord, aan de Grasweg op de “Wilhelmina” de opleiding K.O.F.S. gaan doen, intern op de Binnenvaart school.

Had het daar snel bekeken en heb deze school later schriftelijk gedaan tijdens het varen op diverse schepen, ik wilde werken en niet leren.

Peter is in de Joubertstraat in Rotterdam op de Binnenvaartschool geweest bij de K.O.F.S. Waarom Kees naar Amsterdam ging en Peter naar Rotterdam is niet bekend.

Kees vertelt over het internaat:

Nu ging dat vroeger anders als tegenwoordig waar men nu bijna elk weekend de kinderen ophaalt van school. In die tijd mocht men blij zijn als men met Pasen of Pinksteren naar huis mocht, maar de omstandigheden waren er natuurlijk ook naar.
Tegenwoordig heeft bijna iedereen ook een auto aan boord.

Er zaten in onze tijd, ongeveer 180 kinderen op deze school in Oud-Gastel welke ook een paar kinderen van kermismensen en van afgelegen boerderijen (b.v. de Biesbosch) huisvestte.
Zoals gezegd 180 jongens verdeeld in 2 groepen, de kleintjes (klas 1 t/m 3 en de grote  jongens van klas 4 t/m 6, elk apart op een grote slaapzaal zowel op de tweede als op de derde verdieping van een, van vroeger uit, bestaand klooster. Later bejaarden tehuis en schippersinternaat. De eerste kinderen kwamen daar in januari 1951.
Men gaf in het gebouw ook les van klas 1 t/m 6 lagere school, in augustus van hetzelfde jaar was het kinderaantal al gestegen tot 60 leerlingen. Wat de aanleiding gaf tot nieuwbouw van een eigen basisschool, welke op 10 Oktober 1957 gerealiseerd was en er in die tijd ook al meer dan 140 leerlingen waren.

Als kind van 6 jaar werd je dus daar achter gelaten bij een school met Broeders, met van die lange zwarte jurken en samen met ongeveer nog 180 kinderen, allemaal jongens.
Een beetje privé had men dus daar ook absoluut niet, een bed met een kastje was alles, op een zaal van ongeveer 90 jongens. Wel waren er nog twee van mijn oudere broers daar aanwezig van mijn 6e tot 8e jaar, maar ik kan me daar weinig of niets meer van herinneren.
Eten in de refter aan van die lange tafels en dan ook eten wat de pot schaft en anders maar niet. Met gemengde gevoelens kijk ik hierop terug, het had leuke en minder leuke kanten.
Men werd er wel een zelfstandig kind van en een eigen mening moest je vast houden en ook voor jezelf opkomen was dus daar een must, anders werd je er totaal onder gelopen.
Elke paar dagen naar de mis, want men had zelf een kapel ter beschikking en elke week naar het lof en biechten, ik ben zelfs nog misdienaar geweest. Mijn eerste communie en ook de plechtige communie kan ik me ook nog herinneren. Waarschijnlijk was dat allemaal teveel van het goede want het geloof staat nu bij mij op een laag pitje.
Weet ook nog dat het nieuwe schoolgebouw geopend werd in 1957, ik was toen 7 jaar.
Leerkrachten zoals M. Verhaart, F. van Merrienboer en Kerremans komen boven drijven en ook dat Broeder Theophille (directeur) zelf ook les gaf.
Toneel opvoeringen in de aula aldaar en van allerlei gebeurtenissen werd daar gehouden zoals Sinterklaas en diploma uitreikingen en ouder middagen en ook filmzondagen zwart/wit met Tarzan en piraten films, de gymnastiek lessen en zaalvoetballen en nog veel meer.
Van Sinterklaasavond weet ik nog dat ik ooit eens (alleen) zwemvliezen kreeg van die beste man, ik was als een kind zo blij (en dat was ik toen ook nog natuurlijk).
Men moest vooraf opschrijven wat men wilde hebben en dat werd opgestuurd naar Spanje, in werkelijkheid naar je ouders. We hadden het vroeger niet breed, maar men was al gauw tevreden.
Als men iets uitgehaald had wat niet mocht, dan moest men van broeder Antoninus je hoofd op zijn hand leggen en kreeg je klappen met de andere hand van hem.
Een strenge structurele opvoeding kreeg men vroeger maar dat was thuis aanboord ook zo.

Toch ook wel leuke dingen gedaan, met zwemles gingen we met de bus naar Breda toe. Ook op schoolreisje met de bus, vaak naar de Efteling omdat het naar ieders gading was.
Op zondag lange wandelingen maken als een slang 2 breed achter elkaar aan lopend.
Ook schoolsportdagen werden er georganiseerd op het weiland vlakbij. Om daar te komen moest men langs een pad waar ook aardbeien groeiden en deze waren van een boer die ook nog eens appelbomen had, en ja………....
De “koer”, zoals het speelveld werd genoemd waar menig voetbalwedstrijd onder leiding van Broeder Cornelius werd gehouden.
Er kwam ook een tandartsbus voor tandcontrole, als ik ergens een hekel aan heb was/is dat aan de tandarts.
Er was ook een ziekenboeg, waar ik dacht Broeder Majella de scepter zwaaide, dat was een apart slaapzaaltje waar men kon uitzieken, heel eenzaam, stil en verlaten.
Men had toen ook een eigen keuken met een lift met touwen over een katrol naar de refters.
Een waszaal waar men voor het slapen gaan je tanden moest poetsen en na het wassen onze oren en handen/nagels moesten laten zien of ze wel schoon genoeg waren.
Broeder Cornelius was wel een geschikt persoon en Broeder Theophile was er directeur. Broeder Willibrord was ook zo'n markant persoon hij had een kamer vlak bij de voordeur/entree, volgens mij was hij een fanatiek postzegelverzamelaar.
Broeder Louis deed de tuin, gebouwen en de volière etc.  Ik ben toen ook eens een keer in de winter van Oud-Gastel naar Roosendaal geschaatst want mijn opa en oma woonden toen daar, een afstand van ongeveer 7 kilometer.

Onze zus Tiny werd geboren in 1951 te Zij ging later naar het meisjes  internaat Julia te Zwijndrecht bij de Zusters (nonnen).

5. De dreiging (koude oorlog)

Na de oorlog was de dreiging echter nog niet voorbij. In toenemende mate werd men angstig voor de oprukkende kracht uit het oosten, Rusland.

Munitieschepen:

In de jaren 50 werden in Nederland veel maatregelen genomen om voorbereid te zijn op een oorlog met de Russen, de Koude Oorlog.
Omdat de Nato de Rijn als belangrijkste verdedigingsgrens zag, voelde Nederland zich onbeschermd, en voelde het zich gedwongen zelf maatregelen te nemen.

Zo werd er in het grootste geheim in 1950 een nieuwe waterlinie aangelegd in de IJssel.
De regering had een schip klaar liggen om belangrijke personen (koningshuis, kabinet, maar ook b.v. vakbondsleden) te evacueren in geval van oorlog.
Ook veel bedrijven hadden dergelijke maatregelen getroffen. Zo had b.v. Philips had op twee verschillende locaties schepen klaar liggen om in geval van dreiging uit te wijken naar b.v. Curacao.

In verband met het feit dat Nederland zich bij de NAVO had aangesloten, diende ten behoeve van het Eerste legerkorps in de vijftiger jaren een munitie oorlogsreserve van grote omvang te worden opgebouwd.
Omvangrijke voorraden werden uit de Verenigde Staten ontvangen en ook de ontvangsten uit productie in Europa en Nederland namen gestaag in omvang toe. Het gevolg was dat er een tekort ontstond aan voldoende oplegmogelijkheden in de toen aanwezige munitiemagazijn-complexen. Wel werden er bouwplannen opgesteld, doch die konden niet in een korte tijd verwezenlijkt worden.
Als interim oplossing werd de oplegging van munitie in binnenvaartuigen voorgesteld.
Als resultaat hiervan werd op 8 oktober 1953 machtiging verleend voor de huur van binnenvaartschepen. De lokaties moesten zorgvuldig geselecteerd en met veiligheidsmaatregelken worden omgeven.
Het eerste munitieschepenmagazijn werd op 16 oktober 1953 opgericht als 41e  Munitie Uitrustings Magazijn in de Botlek.
De schippers stelden graag hun schip voor deze vorm van munitieopslag beschikbaar. Ze waren verzekerd van een vrij hoog vast inkomen en lagen gedurende lange tijd op een zelfde locatie. Het gezin mocht aan boord blijven en speciale regelingen werden getroffen voor het naar school gaan van kinderen.
Onder andere was voor dat doel per ligplaats een spidoboot ingehuurd, die regelmatig langs de schepen voer”.
Elke schipper kreeg de beschikking over een seinpistool met twee kleuren seinpatronen. Hierdoor kon een scheepsnoodsein worden afgegeven wanneer b.v. lekkage optrad of een docter nodig was.

Een ander sein was het militaire alarm dat in geval van brand, sabotage, op drift raken e.d. diende te worden gegeven.
In 1960 was het grootste aantal schepen in gebruik nl 186 met een totaal scheepstonnage van 92.782 ton. De schepen waren afgemeerd in negen lokaties, nl Akersloot, Alem, Nederhemert, Niftrik, Waspik, Hardenberg, Zijkanaal F, Ramspol en de Zande”.
Voor spido en patroillediensten waren 6 boten ingezet. Drinkwatervoorziening werd door midel van de spido boten voorzien.

Op 31 december 1962 waren nog 103 schepen in gebruik, en eind 1963 nog 88.
Door de oplevering van gebouwde munitiemagazijnen verminderde het aantal munitiemagazijnschepen. Eind 1964 waren nog 15 schepen in gebruik, en op 26 januari 1965 werd het laatste schip gelost waarmee een einde kwam aan de oplegging van munitie in binnenvaartuigen.

Echter ook na die tijd zijn er nog schepen met munitie aanwezig.

Bij de schippers was veel interesse in deze mogelijkheid: een vrij hoog constant inkomen, langere tijd een vaste ligplaats, het gezin kon aan boord blijven wonen.

Schipper Kees besloot zich daar bij aan te sluiten , zodat de Corma in de jaren ’50 en ’60 werd gebruikt als opslagschip met munitie voor defensie en lag het permanent in plaatsaen als Lithoyen, Halfweg, Zoutkamp, Nederhemert, en de Zande (Kampen).

 

De vaste werf voor reparaties was meestal de werf Hoebee te Dordrecht, die als bedrijfsspreuk voerde: Gerepareerd bij Hoebee, de schipper tevree. Voor de kinderen aan boord was dat wel een belevenis, zoals hier ca. 1958 vlnr: Peter, Johan en Kees.
Deze werf is inmiddels verplaatst. Niet meer zo dicht bij de watertoren van Dordrecht, die nu in gebruik is als hotel Villa Augustus.

 

Maar spelen met granaten (zonder ontsteking, dus niet geactiveerd) en met de soldaten.

Een spido 

 

Bronnen:
Boek: Munitievoorziening door de eeuwen heen. J.A. van Wiechen.
http://www.forten.info/index.htm?catalogus/ko-magazijnen/hoofd.htm
http://www.kustvaartforum.com/viewtopic.php?t=2648&sid=8620f423c140e22fe803fd0378b1ff79

 

Vakantiewerk. Johan vertelt:

In Nederhemert waren er legio mogelijkheden om vakantiewerk te doen. Ik heb daar kassen gebouwd, sinaasappelen gesorteerd bij Vos Nederhemert, bonen geplukt, aardbeioen geplukt, gevormde (ongebakken) stenen gestapeld. Ik heb ook 4 weken bij Jonker Fris gewerkt in Heusden. Blikken doperwten inpakken. De vijfde week ging broer Peter ook mee. Ik stond die dag op een nieuwe plek (aanvoer lege blikken voor de appelmoes) en we hadden 's morgens eigenlijk niets te doen. En 's middags moest er ineens hard aan gepeest worden. Ik werd op staande voet ontslagen vanwege het toen op een ongepast moment lachen tegen de baas. Toen ik dat tegen Peter zei bleek dat hij het ook wel voor gezien hield en konden we samern naar huis.
Maar het leukste (en spannendste was toch het varen met de spido. Je was ééns in de vier dagen 24 uur paraat. Je voer elk uur een rondje, 's nachts elke twee uur. Je patrouilleerde, bracht drinkwater aa en post rond, haalde mense van boord etc. Leuk werk, zeker als 17-jarige.

Het mistte de eerste nacht, maar ik durfde niet te stoppen met varen, dus liep ik aldirect vast op een zandbank. Ik heb het mijn vader, die toen voorman was van de spido-schippers, pas een paar jaar later verteld.

 

 

Marijke vertelt:

Wennen aan de loopplanken, de smalle gangboorden. het water dat door het gangboord loopt, het over meerdere schepen moeten klimmen om aan boorde te koemn, de spido ,afgelegen plaatsen.

De kinderen zaten inmiddels op internaten en zijn dat ook in die periode gebleven. Achteraf vraag je je af of dat wel nodig was. meer.

6. Weer varen

Toen het liggen voor Defensie afgelopen was is de “Corma” gaan vletten in Rotterdam en werden er Nederlandse reizen gemaakt, ook door de zonen Peter en Kees van Hassel.

Kees sr. en zijn vrouw Corry gingen na enige tijd aan de wal. Kees werd portier bij de Liga fabrieken in Roosendaal, en het was dan ook logisch om aldaar een huis te kopen en omdat opa en oma daar ook woonde. Hij heeft dit meer dan 10 jaar gedaan en onze kinderen zijn door menige liga koekjes groot geworden.

 

Kees vertelt: Een paar herinneringen over die tijd wil ik toch wel even noteren…….

Ik heb op de “Wilhelmina”, een omgebouwde treinponton, aan de Grasweg vlakbij het Shell gebouw gezeten, het was toen in die tijd een tweejarige opleiding, ik dacht in 1963/1964.
Men had daar ook van die slaapzalen maar dan met stapelbedden er in en ook grote waterbakken (trog) met veel kranen om je te wassen, met koud water wel te verstaan.
Ik denk ook aan zwemmen aan de Heiligerweg, vlakbij de Kalverstraat. Heen en terug lopen, wat toch nog een heel eind, was ook met de veerpont over het IJ , men kreeg zelfs nog een lunchpakketje mee. Er gebeurde dan ook van alles met een stel opgeschoten jongens in uniform, zoals langs de Rutex ijs eten en wat jongens op die leeftijd doen.
Op “appel” staan in een rij voor controle van handen, nagels, schoenen en aanwezigheid, men moest ook hardop zeggen “present boots”. Bed opmaken volgens strikte regels en er mocht geen vouwtje in zitten anders moest je het weer opnieuw opmaken.
Op zondag gingen sommige jongens in de stad naar de Katholieke kerk, waar ik ook bij hoorde en op de terugweg langs (of i. pl. v.) de kroeg!
Het snoepmannetje die elke dag in zijn invalidenwagen aan de Grasweg kwam om snoep te verkopen. Strenge tijd aldaar gehad, men hield je echt onder de duim zoals dat zo heet….. discipline moest er zijn soms met harde hand.
Maar ook met de K.O.F.S. schepen meevaren (Prinsessen namen) was een heel leuke afwisseling, met wedstrijd sloep roeien om het schip heen in de rivier etc.
Hier deed men praktijkervaring op maar men leerde natuurlijk ook uit de boeken en de lessen gingen ook op het schip gewoon door.
Om de dag een andere dienst, bij de hofmeester in de keuken, bij de machinist in de machinekamer, dekwacht en/of in de stuurhut bij de Kapitein of als schoonmaakploeg aan het werk, zowel binnen als buiten met de Bootsman.
Wij zijn daarmee, met één van deze schepen, op de Rijn in St. Goar geweest maar ook aan de IJsselmeer havens zijn we geweest met deze schepen.
Wat een “matrozen” kleding hadden we toen aan zeg, met een platte muts en ook nog een zwart uniform met een pet waar Oranje Nassau op stond, voor net.
Deze opleidingsschepen waren toen helemaal wit en tegenwoordig zwart aan de buitenkant, (jammer eigenlijk) voor die tijd waren het heel moderne en mooie schepen. Kan me ook de oude coaster “Prinses Juliana” herinneren en de kleine tweemaster ”Prins Hendrik” ook opleidingsschepen maar dan voor groter water. We hadden er ook roeiboten liggen waar wij leerden wrikken en roeien, maar dat konden wij natuurlijk al omdat de meesten leerlingen van schipperafkomst waren, en dit met de paplepel ingegeven was.
Passagieren was ook wel leuk, dan werd men vrij gelaten en kon men de stad in. Behalve als men straf had, dan moest men het weekend binnen blijven en dat was dan echt balen.
Ook weet ik nog dat men niet mocht liften, maar met zo’n uniform aan ging dat heel goed en hield je het geld van een treinkaartje weer in je zak, waar je andere dingen mee kon doen.
Weet alleen helemaal geen namen meer van toen, alleen Dhr. A. Wassing was er de directeur en een zekere van Druten als bootsman. Ook niet meer van de medeleerlingen die er toen zaten, ik wilde deze tijd, denk ik, zo snel mogelijk vergeten.
Leerboeken heb ik nog steeds in mijn bezit zoals; Tuigage laden en lossen, en het leerboek; de binnenvaart en nog meer van dat soort lectuur.
Splitsen en knopen was zo’n vak waar ik me nog steeds wel aardig mee red tegenwoordig. Tot zover de Binnenvaartschool Oranje Nassau te Amsterdam.

We moesten het als gezin van de vakanties hebben om een familieband op te bouwen, waar ik dan ook zal proberen te verhalen wat zoal in me opkomt.

Onze Ouders voeren niet letterlijk met het schip maar lagen toen met legergoederen bij defensie als opslagschip in diverse plaatsen zoals hierboven al beschreven.
We hebben, toen we “met munitie” lagen, en nog klein waren leren zwemmen en schaatsen naast het schip of aan een strandje vlakbij.  
Er voer een spido heen en weer om de mensen op te halen en weg te brengen naar de wal en hij voorzag elk schip van drinkwater. Diverse schippers die daar lagen voeren in toerbeurt op bepaalde tijden met dit bootje zijn rondje zelfs ook in de nacht, als men hem nodig had dan hing men de vlag uit. Johan, mijn oudste broer heeft ook nog eens in de vakantie dit werk gedaan als bijbaantje.
Wel hadden we een soort lange steiger/loopplank gemaakt om voet aan vaste wal te hebben maar dat was dan ook een weiland van de een of andere boer waar de koeien ook rondliepen en die lieten nog wel eens wat vallen, dus uitkijken waar men speelde.
In die tijd was er nog geen wasmachine dus moest men altijd moeder helpen op een wasbord en overal hing er wasgoed wat ik niet als leuk ervaren heb.
Kan me herinneren dat we voor het eerst stroom aanboord kregen met accu's en een hulpmotor deze werden toen ook in het achteronder geplaatst, later is er een nieuwe gekomen  in het midden erf (Petter). Toen konden eindelijk die petroleumlampen weg met van die witte kousjes waar je heel voorzichtig mee moest zijn. De wasmachine kon toen ook gedeeltelijk met een V snaar automatisch gemaakt worden er zat eerst een benzine motortje op dat nogal eens een keer weigerde. Maar alles door de wringer persen bleef toen nog bestaan en je kreeg er zere armen van, van dat gedraai aan zo’n slinger.

We waren met 6 personen op een kleine ruimte, en in het achteronder waren er 2 bedsteden á twee personen waar we sliepen met van die deuren ervoor.
Ik was nummer 3  in de rij en toen nummer 4 een meisje bleek te zijn moest ik na een bepaalde tijd achterin overdwars in de kast slapen, ja zeker, boven de hulpmotor om stroom te draaien, creatief met ruimte noemt men dat.
De eerste auto weet ik nog dat deze kwam een Opel Olympia en daarna een fiat 600, echt waar, daar zaten we met ons zessen in als we ooit eens naar Roosendaal naar Opa en Oma gingen of na een vakantie weer naar school werden gebracht, zelfs het auto nummer weet ik nog HS-93-11.
Er werden corvee lijstjes gemaakt in de vakanties waar b.v. opstond; kolen halen met de kolenkit in het diep erf van het voorschip, melk en/of eieren halen bij de boer, helpen wassen en/of afwassen. Hieronder viel ook de roeiboot schoonmaken en brood halen etc.

Weet ook nog dat we de eerste tv aanboord kregen, een Saba, met een antenne waar je eindeloos aan moest draaien om goed beeld te krijgen.

Vissen was ook zo’n bezigheid en natuurlijk zelf de vis of paling bakken en opeten, toen kon dat nog. Ook je zelf wassen met een puts buitenboordwater, dat was toen een hele normale zaak, toen kon dat nog zelfs de was werd er mee gedaan.

Vrienden maakten men daar ook al gauw, met de jongens en meisjes die daar ook lagen en ook met mensen van de wal bouwde je een kennissenkring op.
In De Zande waar we toen lagen, zijn wij met een paar vrienden in Kampen op dansles geweest en de meesten hadden ook een brommer, een Puch met een heel hoog stuur en ik zelf had een sparta met zo’n eier tankje er op. Later een blauwe Zwündap van mijn broer Peter overgenomen. Het brommer tijdperk was dat voor ons. Een paar namen zal ik jullie niet onthouden, Familie de Bruin, Paul, Peter en Margriet Willemsen, Jan Tonissen, familie Heuders, familie Thijsen etc.

Wij lagen in die tijd naast de Familie Thijssen en zij hadden een zoon en dochter. Tijdens het zwemmen kwam zij verkeerd terecht en kreeg ze een dwarslaesie. Wij zijn toen met een aantal jongens en meisjes met de brommers naar Leersum, het revalidatie centrum geweest.

Maakte veel indruk in die tijd en zulke dingen vergeet men dan ook niet gauw.

Ik weet ook nog dat als Opa en Oma eens in de grote vakantie op bezoek waren, dan kregen we van Opa geld als we onder de roeiboot door durfden te zwemmen, zo leerden we ook onder water zwemmen voor b.v. een kwartje.

Als kleine kinderen waren wij natuurlijk ook ondeugend en dan sloot ons moeder ons op in het achteronder, met een stoel voor de deur zodat we er niet uit konden, dacht zij.

Maar ze had er geen erg in dat er een soort licht/luchtluik was onder de stuurhut waar we, zo lenig als we toen waren, er weer uitkropen en ontsnapten.

Aardappels en appels opslag (van de boer) was ook in het achteronder, dus menig appeltje vloog in de avond, als we naar bed moesten, van de ene naar de andere kant van de bedstee.

Vakantiewerk deden wij als jongens ook in de grote vakantie.

Johan en Peter gingen toen we in Nederhemert lagen in Heusden bij de Jonker en Fris conserven fabriek, jam maken en fruit en groenten inblikken.

Na twee dagen had Peter het al bekeken, en hij heeft toen ook op een zandscheepje, welke aan de kade bij de spido lag, elke keer zand gelost en dat ging toen met een giek en dan van beneden naar boven lopend achter een bak hangend welke dan in een trechter op de wal leeg gekieperd werd. Deze moest ook wel eens in Heusden lossen en ging Peter daarheen.

Ook weet ik nog dat wij bij de Firma Vos in Nederhemert sinaasappels sorteerde voor de vrachtwagens die op transport gingen. Ik geloof dat ze 5 dochters hadden maar wij waren daar, volgens ons Pa en Ma, veel te jong voor, ze moesten eens weten. Of bij een boer op het land b.v. bonen en/of aardbeien plukken. Later hebben Peter en ik in Nederhemert nog eens in een steenfabriek gewerkt, zwaar werk was dat voor ons als jonge jongens van ongeveer 13 - 14 jaar oud.

Als 14 jarige jongen ben ik zelf gaan varen, als matroos op een Klaluitja 2 uit Rotterdam van Dhr. Snijders, schipper was W. de Vries.

Ik weet nog dat mijn ouders me weg brachten naar het schip in Rotterdam.

Op een gegeven moment moest de "Corma" gelost worden en konden we niet meer bij defensie liggen dus ging het schip naar Rotterdam om over de beurs te gaan vletten en ook korte reisjes vielen ons te beurt. Maar veelal was het in Pernis laden bij de Shell zoals balen rubber en ledige of volle vaten met olie en dan lossen in zeeschepen en/of Schiedam.

Ook weet ik nog dat we in de Rijnhaven lagen en we werden aangevaren, in de nacht, door een zeeschip die uit zijn koers was gelopen, scheepswerf Hoebee in Dordrecht was er weer goed mee want daar gingen we altijd heen om te repareren. Een flink stuk van de zijkant van het schip was ingedrukt door de grote afmeerpalen. We stonden toen zelfs in de kranten met foto en al, het was op 8 April op de verjaardag van Pa. “We schrokken ons lam” stond er bij.

Peter hielp eerst aanboord bij Pa en Ma en daarna ben ik gaan helpen totdat ook zij in Roosendaal gingen wonen waar ze een huis kochten.

Peter en ik (Kees) zijn toen nog een tijdje op de "Corma" gaan varen, maar al snel lag deze toen te koop in de haven van Roosendaal. Sleepschippers zijn beviel ons toen al niet, je bent toch afhankelijk van een sleepboot. En een motor inbouwen hadden wij als 2 jonge beginners absoluut geen geld voor.

Ik ben toen een tijdje aanboord gegaan van de “Arnoud” met schipper Quist die jaren bij de "Rode" als kapitein gevaren had, een vakbekwaam maar aparte vogel.

Daarna werd ik 2e  man op de "Erik", vaste vaart Rotterdam - Basel verhuurd bij rederei Zuricher, schipper v/d Wielle uit Dinteloord en 1e man George Driessen. Met deze man heb ik ook nog steeds een leuk contact en hij woont in Zevenbergen.

Leuke en gezellige tijd was dat, overal kleine partijtjes ophalen hier en daar, dus lang laden in de Rotterdamse haven zoals, sardientjes, suiker, perziken, koffie, corned beef, cacao bonen, cellulose noem maar op. Tegenwoordig zit alles in containers, toen ging elk doosje door de handen van de havenarbeiders en ging alles naar Weill of Birsfelden voor de Migros een winkelketen in Zwitserland. In deze tijd was de zaterdag nog een gewone werkdag en werd toen omgezet in een vrije dag en kreeg men een 5 daagse werkweek de rest  waren allemaal overuren.

Daarna ben ik stuurman geworden bij van Riemsdijk op de “Fraternité”, “Daniél” en de “Delta” (eigenaar Dr. Engels uit Maasbracht), deels ook van Rotterdam naar Basel waarvan Wim van de Velde kapitein was en ook bij de Zuricher uit Basel verhuurd was.

Bij dit echtpaar heb ik meer mijn benen onder tafel gehad dan bij mijn eigen Ouders in die tijd. Bij dit schippersechtpaar ben ik vele jaren geweest, mooie tijd gehad en veel geleerd, heb nu nog steeds contact met ze en zij wonen in Zuidland.

Toen ben ik zelf Kapitein geworden op de Liberté (ongeveer 1 maand, en toen werd deze verkocht, alle dozen van het trouwen en verhuizen waren nog niet uitgepakt) en op de “nieuwe” Fraternité ook van Jan van Riemsdijk. Hier ben ik, samen met Gerrie mijn vrouw, een jaar op geweest en we zijn daarna aan de wal gegaan omdat we de kinderen zelf op wilden voedden en ze niet op een internaat wilden doen, ik wist wat dat was en dat wilde ik mijn kinderen niet aandoen. Een echte familieband krijg je daar niet mee er blijft altijd een afstand, hoewel men er wel zelfstandig van wordt.

Radar en marifoon hadden wij nog niet maar was toen wel in opkomst. Ik heb in die tijd wel mijn rijnpatent (sleep en motor) tot Basel gehaald bij Dhr. Spaan in Rotterdam.

Ik had toen ook al een monsterboekje met zeer vele reizen van Rotterdam - Basel er in staan en dat maakte denk ik wel indruk, want bij het mondelinge examen, zoals dat toen ging, was het al snel bekeken voor Dhr. Spaan en had ik het patent, tot grote opluchting, “in the pocket”.

In die tijd werd er nog veel gesleept en men zag de duwvaart al in opkomst komen. Een Oom en Tante voeren ook op zo’n groot sleepschip, de “Zuidenwind” en gingen vaak naar Manheim / Ludwigshaven, een broer van ons moeder,  Wim Vermeulen was de schipper.

Nog een andere broer van Ma, Gerard voer op de Gerardus met zoon Piet Vermeulen en zij kwamen uit Schiedam, later is neef Piet in Gorinchem gaan wonen.

Johan wilde al van jongs af aan "Man van een huis"worden. Hij is na de Mulo in Roosendaal en Nijmegen, en de HBS in Rotterdam, bij Philips in Eindhoven gaan werken. Daar HTS gedaan in de avonduren en later als organisatie- en efficiency medewerker bij diverse Philips bedrijven.

Peter en Kees zijn eigenlijk de enigen die door zijn gegaan met varen.

Peter heeft ook op diverse schepen gevaren, eerst op de St. Antonius, schipper Meyer en daarna bij de VT op de “Vlist”  toen bij Wisman en zoon op de “Wezet” 1 en 2 bij schipper Kees van Frankfoort. Ook bij van Riemsdijk op de “Fraternité, schipper W. van de Velde  en de “Leopold Ronald” schipper W. Bambacht.

Zijn eerste schip waar hij kapitein op is geworden was de “Appolonia-Johannes” en de “Trude”, dat was een oude van de “Rode” rederij.   

Hij is toen ook aan de wal gegaan in 1977 i.v.m. heimwee van een van de kinderen toen deze op het internaat zat.

Hij is toen in de beveiliging gegaan in de Rotterdamse haven en later in de Moerdijk.

In 202 is hij weer gaan varen omdat zijn baan opgeheven werd, hij vaart nu nog steeds 2 weken op 2 weken af op het koppelverband “Estate”.

Kees is in 1976 bij de Twentse Kabel Fabriek in Lochem gaan werken waar ik 35 jaar met plezier heb gewerkt, ik ben nu sinds een jaar, met vroegpensioen.

Mijn binding met het water is dat we vanaf 1997 een jacht hebben, de derde om precies te zijn. Als men eenmaal met het watervirus besmet is geraakt komt men er niet meer vanaf.

Met deze boot maken we lange reizen, zoals vorig jaar hebben we de Maas – Moezel – Rijn route gevaren met een stukje van de Saar en de gehele Lahn. Dit jaar willen we naar Parijs.

Aan mijn rijbewijs halen kwam ik eigenlijk niet toe, geen tijd als men vaarde met al die lessen, wel geprobeerd maar het lukte niet. Deze heb ik pas gehaald toen ik al lang en breed in Lochem woonde in 1977.

 

Tiny is van internaat de verpleging in gegaan. Later in Belgie gaan wonen en woont nu in Roosendaal.

 

Kees is in 1972 in Roosendaal gaan wonen. Hij ging werken als Portier van de Liga. Vanwege zijn achtergrond als schipper werd hij ook beëdigd als ijkmeester.

In 1992 overleden. Corry is overleden in 2000

7 Nieuwe bazen, nieuw elan, nieuwe naam: de Andi

Nadat de Corma een jaar in de haven van Roosendaal had gelegen is het schip op 17-05-73 verkocht aan Dhr. Gerardus Willem Roelofse en Mevr. Pauline Piels te Kerkdriel. Op 12-06-73 werd de naam veranderd in: “Andi”.
Dhr. Roelofs kreeg in 1974 een vast contract bij de cementfabriek in Eindhoven, voor het vervoer van zand en grind. Door de week varen en de week-enden vrij! Na enkele jaren varen als sleepschip werd er op 23-08-77 een Deutz motor van 175 PK geplaatst, een schroeftunnel en 2 roeren. Verder werd het schip in de loop van de jaren gemoderniseerd, verbouwd en kwam er elektrische besturing, een kopschroef enzovoort.

Johan vertelt: In die jaren werkte ik bij Philips in Eindhoven, 200 meter van de Beamix. Nooit geweten dat de Andi daar vaste gast was.

Dhr.Roelofse heeft naar eigen zeggen 24 fantastische jaren gehad met de Andi (Corma), maar in 1995 moest hij noodgedwongen stoppen met varen i.v.m. gezondheidsklachten.
In datzelfde jaar is de Andi (Corma) uitgeschreven uit het Kadaster.
In 1998 heeft Dhr. Roelofs gebruik gemaakt van de sloopregeling en hebben hij en zijn vrouw met pijn in hun hart afscheid genomen van hun schip.

Dhr. Roelofse heeft in een verzorgingstehuis in Echt (bij Maasbracht) gewoond. Zijn vrouw is eerder overleden.

NB: het is ons niet gelukt om foto's van de Andi te pakken te krijgen

8. Het einde

Nadat het schip nog 3 jaar in de haven van Maasbracht heeft gelegen, heeft Dhr. Roelofse in 1998 gebruikt gemaakt van de sloopregeling en is de Andi (ex Corma) gesloopt

WAAR?

9. Epiloog

Bovenstaand verhaal is opgeschreven door Johan, Peter en Kees van Hassel, zonen van Kees, de kleinzonen van Jan, de opdrachtgever tot bouw van de “Corma”.

 

Bronnen en meer informatie:

www.wikipedia.nl

www.binnenvaart etc

www.kustvaartforum

Binnenvaart in etc

Rapport evacuatie

www.kb.nl/kranten

Mobilisatie en bevrijding in Dongen, Wijnen